Crataegus monogyna Jacq.

Eenstijlige meidoorn
SL. 0369

Crataegus monogyna Jacq.
Familie Rosaceae.

Diagnostische kenmerken
Bloemen alle met 1 stijl, of deels met 1 of deels met 2 stijlen (de tweede stijl dan vaak korter of reeds tijdens de bloei verschrompeld). Kelkbladen breed driehoekig, stomp of met afgerond topspitsje. Steunblaadjes aan de bloeiende korte loten gaafrandig of met enkele grove driehoekige tanden. Bladen van de korte loten meestal tot op of over de helft ingesneden, de slippen alleen aan de top met enkele grove tanden. Doorns tot 2,5 cm lang.

Hoogte bloeiende plant
Tot 4,50 m.
Bloeitijd
Mei-juni.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op vochtige tot droge, meer of minder voedselrijke grond in heggen en struikgewas, ook in bossen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen. Ook veel aangeplant.
KFK 999.

Opmerkingen
De bastaard Crataegus xmedia Bechst.. (FB. 2481) (= Crataegus laevigata x Crataegus monogyna) komt vaak samen met Crataegus laevigata voor, of op plaatsen waar deze laatste vroeger groeide.
- De soorten vormen geheel of gedeeltelik vruchtbare bastaarden. De determinatie wordt voorts bemoeilijkt omdat vele meidoorns zijn aangeplant uit cultuur; voor een deel zijn zulke planten ook door hybridisatie ontstaan. De status en de verspreiding in Nederland van een derde 'wilde' soort, Crataegus rosiformis Janka (syn. Crataegus rhipidophylla Gand. en Crataegus curvisepala Lindm.) is te onduidelijk om in deze Flora te Handhaven.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 540

%LABEL% (%SOURCE%)