Sambucus nigra L.

Gewone vlier
SL. 1133

Sambucus nigra L.
Familie Adoxaceae.

Diagnostische kenmerken
Blaadjes meestal 5(-3-7), eirond tot elliptisch, dofgroen. Merg wit. Wortelstokken afwezig. Takken dicht bezet met lenticellen, dof. Vrucht 6-8 mm in doorsnede, zwart, zelden wit, eetbaar.

Hoogte bloeiende plant
Tot 6,00 m.
Bloeitijd
Juni-juli.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op vochtige tot droge, stikstofrijke, vaak omgewerkte grond in heggen en lichte bossen, op kapvlakten, in aanspoelselgordels, op drooggevallen platen en achter de zeereep.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen.
Ook veel aangeplant.
KFK 999.

Opmerking
In cultuur is een vorm met dubbelgeveerde bladen en veerdelige blaadjes. Deze Sambucus nigra cv. 'Laciniata' - Peterselievlier (FB. 1884), wordt vaak verwilderd gevonden.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 1353

%LABEL% (%SOURCE%)