Sleedoorn
SL. 1021
Prunus spinosa L.
Familie Rosaceae.
Diagnostische kenmerken
Bladsteel 4-10 mm lang. Bladschijf 2-4 cm lang. Vrucht rechtopstaand, donkerblauw en sterk berijpt, 1-1,5 cm lang, hard, zeer wrang, alleenstaand. Jonge takken behaard, dof, de bast zwartachtig. Oudere takken in een doorn uitlopend. Bloemen meestal iets voor de bladen verschijnend. Kroonbladen 5-8 mm lang, wit.
Hoogte bloeiende plant
Tot 3,00 m.
Bloeitijd
Begin april-begin mei.
Levensvorm
Fanerofyt.
Standplaats
Op vochtige, voedselrijke, vaak kalkhoudende grond in heggen, aan bosranden en op lichte plekken in loofbossen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Algemeen.
Ook aangeplant.
KFK 888.
Opmerkingen
- Minder doornige, wat hogere struiken met grotere, vaak paarsgewijs staande bloemen en wat grotere, paarsblauwe vruchten zijn vermoedelijk de natuurlijke bastaard Prunus xfructicans Weihe (FB 5459) (= Prunus domestica x Prunus spinosa).
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 555
Pagina 2328