Matteuccia struthiopteris (L.) Tod.

Struisvaren
FB. 2232

Matteuccia struthiopteris (L.) Tod.
Familie Onocleaceae.

Diagnostische kenmerken
Wortelstok rechtopstaand, kort, dik. Onvruchtbare bladen met zeer korte steel, in een dichte trechtervormige bundel, in omtrek elliptisch, dubbel veerdelig. Vruchtbare bladen later verschijnend in het hart van de trechter, langer gesteeld, stijf, rechtopstaand, deelblaadjes 1e orde kokervormig door de ingerolde, de sporangiƫnhoopjes omsluitende segmenten.

Hoogte fertiele plant
0,35-1,50 m.
Bloeitijd
Augustus-september.
Levensvorm
Hemikryptofyt.

Standplaats
Op vochtige tot natte beschaduwde plaatsen, in natte bossen met kwel. Recent op diverse plaatsen ingeburgerd

Zeldzaamheid en verspreiding
Oorspronkelijk uit Midden-Europa (vanaf de Ardennen) tot Oost-Aziƫ.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2195

%LABEL% (%SOURCE%)