Bonte krokus
SL. 1623
Crocus vernus (L.) Hill
Familie Iridaceae.
Diagnostische kenmerken
Bloemen aan de voet met 1 vliezig schutblad (niet te verwarren met de vliezige schede die om de gezamenlijke bladen zit), wit met paarse strepen of vlekken of geheel wit of paars. Stijltakken waaiervormig verbreed, met eindelingse stempel. Bladen gootvormig, in een wortelrozet, van boven met een witte middenstreep, 4-9 mm breed. Bloemdekbladen eirond of langwerpig eirond, met stompe of afgeronde top, opgericht. Helmdraden kaal.
Hoogte bloeiende plant
0,10-0,20 m.
Bloeitijd
Februari-april.
Levensvorm
Geofyt.
Standplaats
Op oude buitenplaatsen en stinsen en in weilanden.
Zeldzaamheid en verspreiding
Zeldzaam. Oorspronkelijk uit Zuid- en Middeneuropese gebergten.
KFK 355.
Opmerking
In de herfst bloeiende paarse krokussen onderscheiden zich van de Colchicum soorten (Herfsttijloos) door 3 (tegen 6 bij Colchicum) meeldraden, en ingesneden (tegen gave) stijltakken.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 861