Festuca rubra L.

Rood zwenkgras
SL. 0520

Festuca rubra L.
Familie Poaceae.

Diagnostische kenmerken
Blad van niet-bloeiende spruiten ingerold en dan meestal minder dan 1 mm breed, of min of meer vlak; ribben kort stekelharig tot weinig behaard, haren meestal korter dan 0,5 mm; sklerenchym in 5-9 strengen verdeeld. Lemma 5-8 mm lang, met een tot 3 mm lange naald, groen, al of niet rood aangelopen, kaal tot dicht en zeer kort behaard. Bladschede meestal behaard, bij de voet minder donker gekleurd. Plant losse zoden of breed uitstoelende pollen vormend. Zeer vormenrijk.

Hoogte bloeiende plant
0,15-0,90 m.
Bloeitijd
Mei-augustus.
Levensvorm
Hemikryptofyt.

Standplaats
Op droge tot natte, zoete, brakke of zilte grond in graslanden, op schorren, kwelders, in de duinen, in lichte loofbossen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen.
Ook zeer vaak ingezaaid.
KFK 999.

Opmerkingen
- Zeer variabel. De diverse ondersoorten waarin deze soort wordt onderverdeeld zijn o.i. onvoldoende scherp van elkaar onderscheiden.
In de binnenduinen komen planten voor die lijken op Festuca arenaria.

Zie voor bastaarden met Vulpia bij
Festuca rubra-X-Vulpia myuros en
Festuca rubra-X-Vulpia bromoides.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 1829
Pagina 1984
Pagina 2007

%LABEL% (%SOURCE%)