Salix triandra L.

Amandelwilg
SL. 1125

Salix triandra L.
Familie Salicaceae.

Diagnostische kenmerken (zie opmerkingen in Salix.tif)
Bast van de twijgen glad, olijfgroen tot roodbruin, afbladderend, de repen met naar binnen rollende randen; stam daaronder oranjeachtig (kaneelkleurig). Twijgen niet gemakkelijk afbrekend. Meeldraden 3. Steunbladen groot, meestal blijvend. Vrouwelijke bloem met 1 honingschub.

Hoogte bloeiende plant
1,50-4,00 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Vooral aan rivieroevers en in grienden, ook langs sloten en in lichte loofbossen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen in het Fluviatiel district, elders plaatselijkt vrij algemeen.
KFK 888.

Opmerking
Bastaarden van deze soort zijn herkenbaar aan de 3 meeldraden bezittende bloemen, de langgesteelde vruchtbeginsels, en aan de afbladderende bast van de twijgen. Salix xmollissima Elwert (FB. 5136) (= Salix triandra x Salix viminalis) onderscheidt zich door de in de jeugd zilverachtig behaarde bladen en de lange stijl. Aangeplant; ook spontaan.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):

Pagina 2340

%LABEL% (%SOURCE%)