Zomereik
SL. 1037
Quercus robur L.
Familie Fagaceae.
Diagnostische kenmerken
Bladsteel 0-3(-7) mm lang. Bladvoet hartvormig, vaak ongelijk geoord. Bladen niet-symmetrisch gelobd, van boven dofgroen, van onderen kaal of nagenoeg kaal (indien er haren aanwezig zijn, dan zijn ze enkelvoudig). Vruchten 1-5 bijeen, aan een gemeenschappelijke steel van 2-9 cm, langwerpig-eivormig, vers met donkere overlangse strepen. De stam eindigt onder in de kroon, waar hij zich in zware kroontakken oplost.
Hoogte bloeiende plant
Tot 30,00 m.
Bloeitijd
Mei.
Levensvorm
Fanerofyt.
Standplaats
In loofbossen en struikgewas; als opgaande boom vooral op voedselrijke, vochtige grond, als kreupelhout vooral op voedselarme, droge standplaatsen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen.
KFK 999.
Opmerking
De bastaard Quercus xrosacea Bechst. (FB. 5187) (= Quercus petraea x Quercus robur) is fertiel, en is vaak algemener dan de oudersoorten.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2466