Een woord vooraf bij de 'papieren' drieëntwintigste druk.
Sinds het uitkomen van de vorige editie is het internationale onderzoek naar de afstamming van planten (en dieren) in een bijna revolutionaire versnelling gekomen. Met de deskundige medewerking van Barbara Gravendeel en David Mabberley werd het mogelijk de nieuwe inzichten op een verantwoorde wijze te kunnen inpassen. De gevolgen zijn duidelijk zichtbaar in de nieuwe volgorde der ordes en families, en deels ook in de verdeling van de genera over de families. In driekwart van de families is daarin niet veel veranderd, maar voor bijna alle families geldt dat zij op een andere positie in het boek verschijnen.
Nieuw is ook het hoofdstuk over soorten en soortvorming van de evolutiebioloog Menno Schilthuizen die dit moeilijke onderwerp helder belicht.
Ook op nationaal gebied is de publicatie van het proefschrift van Wil L.M. Tamis over de nationale floradatabank Florbase een mijlpaal. Het was daardoor nodig de publicatie van deze 23e editie enkele jaren op te schuiven om de nieuwe inzichten evenwichtig te kunnen verwerken. Dit werk leverde onder andere een verdere verbetering op van de zeldzaamheids-classificatie (de KFK). De studie toonde ook ondubbelzinnig aan dat de samenstelling van de wilde flora snel is veranderd in de laatste 2 decennia. Enerzijds is er de sterke achteruitgang van vele plantensoorten als gevolg van de voortgaande vermesting van het buitengebied, anderzijds neemt het aantal soorten toe als reactie op twee losstaande gebeurtenissen: de verstedelijking van ons land, en de klimaatsverandering die onder andere tot hogere temperaturen leidt. Om die redenen moesten niet minder dan 151 soorten worden toegevoegd. De omschrijving van de verspreiding en zeldzaamheid van alle soorten werd aangepast aan de huidige stand van de kennis, voor het overgrote deel gebaseerd op Florbase en de bewerking daarvan door Tamis. Door veranderde taxonomische inzichten werden 11 taxa samengenomen en 13 taxa in twee ondersoorten verdeeld. Van 80 soorten veranderde de wetenschappelijke naam.
Hoewel het aantal opgenomen soorten in deze editie met ruim 8% is toegenomen, is het niettemin gelukt om het aantal pagina’s van het boek bijna gelijk te houden. Enerzijds is de ruimte voor de illustraties (waarvan vrij veel nieuwe) beter benut, anderzijds is veel niet-strikt noodzakelijke informatie geschrapt. De literatuurverwijzingen beperken zich nu voornamelijk tot die van Weeda’s Oecologische Flora van Nederland; omdat de soortenvolgorde in deze editie sterk afwijkt van die van de OecoFlora is een pagina- en boekdeelverwijzing handig voor de veelgebruikers van de OecoFlora.
Veldonderzoek wordt interessanter naarmate de eigen kennis toeneemt. Deze Flora is daarbij een onmisbaar hulpmiddel. Wat erg helpt om meer kennis van planten te krijgen is deelname aan de talrijke veldexcursies van de stichting Floron; zie www.floron.nl. Voor biologiestudenten en biologen zijn er de zeer interessante veldexcursies van de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging; zie www.knbv.org.
Wie twijfelt aan de juiste determinatie van een in Nederland in het wild gevonden plant kan deze (bij voorkeur goed gedroogd) opsturen aan:
W.J. Holverda,
Nationaal Herbarium Nederland,
Postbus 9514,
2300 RA Leiden.
Leiden, 14 mei 2005 Ruud van der Meijden
Naschrift
Tijdens de opmaak van het boek werd op enkele plaatsen een nieuwe, wilde schermbloem waargenomen. Chaerophyllum aureum - Gouden ribzaad is daarom alsnog opgenomen.