Reuzenlevensboom
FB. 2275
Thuja plicata D.Don
Familie Cupressaceae.
Diagnostische kenmerken
Zijdelingse bladen ongeveer even lang als de overige, spits, de bovenste en onderste met een onduidelijke harsklier, aan de onderzijde met zwakke witte tekening. Kegels 10-12 mm lang, kegelvormig, met 10-12 schubben, groen, met een waslaagje bedekt, bij rijpheid bleek bruin. Blad bij het wrijven met een sterke fruitige harsgeur.
Opmerking
Behalve in de kenmerken van de kegels onderscheidt Thuja plicata zich van Chamaecyparis lawsoniana in de volgende kenmerken: kroon lichter groen, de topscheut niet overhangend, zijtakjes aan het eind van de twijgen sterk in 1 vlak samengedrukt, geur van het loof fris.
Hoogte
Tot 20 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.
Zeldzaamheid en verspreiding
Veel aangeplant als tuinboom, soms in bossen. Uit Noord-Amerika. Levert de houtsoort Western red cedar.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2446