Ribes nigrum L.

Zwarte bes
SL. 1070

Ribes nigrum L.
Familie Grossulariaceae.

Diagnostische kenmerken
Knopschubben vroeg afvallend, met gele klieren bezet. Zijtakken aan de voet met snoervormig gerangschikte gele zittende klieren. Bladstelen zonder of met weinige lange klierharen. Bladschijf aan de onderzijde met zittende gele klieren in wisselend aantal. Schutbladen spits. Kelkbuis klokvormig, zacht behaard en met gele klieren. Kelkslippen teruggerold. Bloemen van binnen roodachtig. Bessen zwart.

Hoogte bloeiende plant
0,60-1,50 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op natte, voedselrijke grond in loofbossen, vooral in moerasbos; ook in knotwilgen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Plaatselijk vrij algemeen. Ook als fruitstruik.
KFK 788.

Opmerking
Deze soort wordt gekweek om de eetbare vruchten, maar komt ook veelvuldig in het wild voor; in hoeverre dit voorkomen spontaan is dan wel oorspronkelijk op verwildering teruggaat, is thans niet meer uit te maken. Stellig zijn zij echter oorspronkelijk inheems.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2458

%LABEL% (%SOURCE%)