Robinia
SL. 1877
Robinia pseudoacacia L.
Familie Fabaceae.
Diagnostische kenmerken
Takken kaal. Blaadjes 9-25, eirond of langwerpig-eirond. Steunblaadjes tot sterke doorns vervormd. Bloemtrossen hangend, langwerpig, los, kort gesteeld. Bloemen wit, welriekend. Vrucht kaal.
Hoogte bloeiende plant
Tot 25,00 m.
Bloeitijd
Juni-juli.
Levensvorm
Fanerofyt.
Standplaats
In bossen op droge grond, vaak op hellingen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Algemeen in de Pleistocene districten, het Zuidlimburgs district en het Renodunaal district, elders vrij zeldzaam. Ook aangeplant. Oorspronkelijk uit Noord-Amerika.
KFK 788.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 460
Pagina 2485