Klein liefdegras
SL. 1685
Eragrostis minor Host
Familie Poaceae.
Diagnostische kenmerken
Plant met klierputjes (kleine, kratervormige uitsteeksels), deze aanwezig langs de bladrand, op de nerven van de bladschede en op de aartjesstelen. Bladschede met lange zachte haren bezet. Bloeiwijze tamelijk los, de onderste takken alleenstaand of met 2 bijeen. Aartjes 4-11 mm lang, 5-12(-20)-bloemig. Kelkkafjes ongeveer even lang. Lemma's meestal zwartpaars.
Hoogte bloeiende plant
0,05-0,50 m.
Bloeitijd
Juli-herfst.
Levensvorm
Therofyt.
Standplaats
Op open, droge tot vochtige, omgewerkte of betreden, vaak stenige grond, vooral langs spoorwegen en wegranden; ook in perken en tuinen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Plaatselijk vrij algemeen, bijna uitsluitend in Urbane gebieden.
KFK 356.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 1905: Eragrostis - Liefdegras
Pagina 2033