Bleeksporig bosviooltje
SL. 1387
Viola riviniana Rchb.
Familie Violaceae.
Diagnostische kenmerken
Spoor geelwit of blauw aangelopen, aan de top knotsvormig, gegroefd of ingedeukt. Kelkaanhangsels langer dan 1 mm, de onderste na de bloei uitgroeiend. Kroonbladen diep blauwpaars, zonder roodachtige tint, zijdelingse kronnbladen de bovenste aan de voet bedekkend.
Hoogte bloeiende plant
0,05-0,35 m.
Bloeitijd
Half april-mei, begint ongeveer 2 weken later dan Viola reichenbachiana te bloeien; soms weer in september.
Levensvorm
Hemikryptofyt.
Standplaats
Op vochtige tot vrij droge, matig voedselrijke grond in loofbossen, op kapvlakten, in duinstruikgewas en in ruig duingrasland op Noordhellingen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Plaatselijk vrij algemeen in het Zuidlimburgs district, de Pleistocene districten en het Renodunaal district, elders zeer zeldzaam.
Opmerkingen
- Na de bloei is het meestal niet goed mogelijk om vast te stellen of een plant tot deze soort of tot Viola reichenbachiana behoort.
- Vooral in de duinen wordt ook de grotendeels onvruchtbare bastaard Viola xintersita Beck (FB. 1603) (= Viola canina x Viola riviniana) gevonden.
- De grotendeels onvruchtbare bastaard Viola xbavarica Schrank (FB. 1604) (= Viola reichenbachiana x Viola riviniana) komt hier en daar tussen de ouders voor.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 476