Betula pubescens Ehrh.

Zachte berk
SL. 0139

Betula pubescens Ehrh.
Familie Betulaceae.

Diagnostische kenmerken
Onderzijde blad althans in de nerfoksels behaard. Twijgen sterk tot weinig behaard, zonder of met enkele wrattige harskliertjes, opgericht. Vrouwelijke katjes over de gehele lengte ongeveer even breed, alleenstaand. Vruchtvleugel ongeveer even breed als het nootje. Schutbladen van de vrucht met opstaande, spitse slippen, niet houtig wordend, tegelijk met de vruchten afvallend. Bladen eirond of ruitvormig eirond, 3-6 cm lang, aan de voet afgerond tot breed wigvormig, top kort toegespitst. Bast van stam en oude takken wit, in horizontale banden verwerend.

Hoogte bloeiende plant
Tot 20,00 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op natte tot vochtige, zure tot matig voedselrijke grond, voornamelijk in moerassen, hoogvenen en natte duinvalleien, ook in loofbossen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen.
Weinig aangeplant.
KFK 899.

Opmerking
Bastaarden tussen Betula pendula en Betula pubescens zijn in de natuur uiterst zeldzaam. Zij zijn wegens hun sterke gelijkenis met Betula pubescens alleen via genetisch onderzoek aan te tonen.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2374: Betulaceae, Betula

%LABEL% (%SOURCE%)