Dryopteris filix-mas (L.) Schott

Mannetjesvaren
SL. 0421

Dryopteris filix-mas (L.) Schott
Familie Dryopteridaceae.

Diagnostische kenmerken
Bladen stevig kruidachtig, laat in de herfst afstervend, de onvruchtbare en vruchtbare ongeveer gelijk van vorm. Bladspil met licht goudbruine schubben. Bladslippen zonder donkere vlek bij de basis, ondiep gezaagd, de tanden niet stekelpuntig.

Hoogte fertiele plant
0,30-1,20 m.
Bloeitijd
Juni-oktober.
Levensvorm
Hemikryptofyt.

Standplaats
Op matig vochtige, meer of minder voedselrijke grond in meestal lichte loofbossen, aan beschaduwde greppelkanten, onder en tussen duinstruikgewas en op noordhellingen, ook op muren en in basaltglooiingen.
Ook als tuinplant in tuinen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Algemeen; zeldzaam in de Hafdistricten.
KFK 888.

Opmerking
De bastaard Dryopteris xtavelii Rothm. (FB. 5306) (= Dryopteris affinis x D. filix-mas) is intermediair tussen beide ouders, en alleen cytologisch te onderscheiden.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2173

%LABEL% (%SOURCE%)