Chelidonium majus L.

Stinkende gouwe
SL. 0305

Chelidonium majus L.
Familie Papaveraceae.

Diagnostische kenmerken
Stengel en bladen verspreid behaard. Bladen teer, van onderen blauwgroen, oneven geveerd of diep veerdelig, met 3-lobbig tot 3-spletig eindblaadje; blaadjes en slippen grof gekarteld. Bloemen in 2-6-bloemige schermen. Kroonbladen tot 1 cm lang, helder geel. Helmdraden naar boven verbreed, vaak minder dan 20.

Hoogte bloeiende plant
0,30-0,90 m.
Bloeitijd
Mei-herfst.
Levensvorm
Hemikryptofyt.

Standplaats
Op licht beschaduwde, voedselrijke, matig droge, omgewerkte grond, vooral in het stedelijk gebied, ook in lichte loofbossen en struikgewas langs rivieren en aan de binnenduinrand, soms op muren.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen; vrij zeldzaam in het Drents district, het Noordelijk kleidistrict en de IJsselmeerpolders.
KFK 889.

Opmerking
Een vorm met fijner verdeelde bladen en ingesneden kroonbladen wordt wel onderscheiden als Chelidonium majus var. tenuifolium Retz. Zeer zeldzaam, wel verwilderd. (Natura 1963: 3, 22, 92, 103, 117)

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 343

%LABEL% (%SOURCE%)