Tilia cordata Mill.

Winterlinde
SL. 1285

Tilia cordata Mill.
Familie Malvaceae.

Diagnostische kenmerken
Bomen. Knoppen met 2 grote schubben. Nootjes glad of met weinig uitspringende ribben. Blad 3-7 cm lang, van onderen kaal, blauwachtig groen, de laddervormige nerven van de 3e orde niet uitspringend; haarbosjes in de nerfoksels meestal rood. Jonge takken in de zomer kaal of weinig behaard. Bloeiwijze gesteeld, de steel vergroeid met een smal, blijvend steelblad dat samen met de vruchten afvalt, 5-12-bloemig, afstaand of enigszins opgericht.

Hoogte bloeiende plant
Tot 35,00 m.
Bloeitijd
Juni-juli.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende grond in loofbossen en hakhout.

Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij zeldzaam.
Minder vaak aangeplant.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 309

%LABEL% (%SOURCE%)