Lamiastrum galeobdolon (L.) Ehrend. & Polatschek

Bonte gele en Gele dovenetel
FB. 5469

Lamiastrum galeobdolon (L.) Ehrend. & Polatschek
Familie Lamiaceae.

Diagnostische kenmerken
Plant (meestal) met uitlopers. Bloemkroon geel met bruine vlekken op de onderlip; de onderlip met 3 vrijwel gelijke, spitse slippen. Onderste bladen lang gesteeld, rondachtig tot langwerpig, met afgeknotte of iets hartvormige voet, stomp, dubbel gekarteld, vaak witachtig gevlekt, de bovenste korter gesteeld of zittend, eirond tot langwerpig, spits, gekarteld-gezaagd. Kroonbuis iets gekromd, van binnen met een schuine haarring.

Hoogte bloeiende plant
0,20-0,60 m.
Bloeitijd
April-juni.
Levensvorm
Chamaefyt.

Standplaats
Op vochtige, meer of minder voedselarme, al of niet kalkhoudende grond in loofbossen en hakhout.

Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij algemeen in het Zuidlimburgs district, vrij zeldzaam in het Subcentreuroop district, zeldzaam in het Gelders en Kempens district.

Opmerking
Men onderscheidt de volgende ondersoorten:
Lamiastrum galeobdolon subsp. argentum en Lamiastrum galeobdolon subsp. galeobdolon.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):

%LABEL% (%SOURCE%)