Echt duizendguldenkruid
SL. 0286
Centaurium erythraea Rafn
Familie Gentianaceae.
Diagnostische kenmerken
Doosvrucht ca. 1,5-2 maal zo lang als de kelk (Centaurium erythraea 3.tif). Kelkslippen en bloemsteel zonder of met weinig papillen (loep!). Stengelbladen (niet de rozet of schutbladen) minder dan 4 maal zo lang als breed, meestal 3-nervig, spits of kort toegespitst.
Hoogte bloeiende plant
0,15-0,50 m.
Bloeitijd
Juli-september.
Levensvorm
Hemikryptofyt.
Standplaats
Op vochtige, matig voedselrijke zand- en leemgrond in bermen, langs sloten, in afgravingen, aan bospaden; ook in begroeide duinvalleien, maar zoutmijdend.
Zeldzaamheid en verspreiding
Plaatselijk vrij algemeen in het Renodunaal district, vrij zeldzaam in het Zuidlimburgs district, het Kempens district, het Subcentreuroop en rond Amsterdam; zeldzaam in de IJsselmeerpolders; elders zeer zeldzaam.
KFK 777.
Opmerking
De hybride Centaurium xintermedium (Wheldon) Druce (FB. 5524) (= Centraurium erythraea x Centaurium littorale) heeft spitse stengelbladen en vertoont het stijltype van Centraurium erythraea, maar de stangelbladen zijn zo smal als bij Centaurium littorale en de kelkslippen dragen talrijke papillen. Van oudsher bekend van Schiermonnikoog, daar zonder Centraurium erythraea; ook gevonden op Terschelling, bij Scheveningen en bij Bergen op Zoom.
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 954