Salix viminalis L.

Katwilg
SL. 1126

Salix viminalis L.
Familie Salicaceae.

Diagnostische kenmerken (zie opmerkingen in Salix.tif)
Twijgen in de jeugd grijsachtig behaard, spoedig verkalend en geel. Bladen 7-20 maal zo lang als breed, 0,5-1,5 cm breed, 10-25 cm lang. Hout onder de bast glad. Bladsteel 0,5-1,5 cm lang. Steunbladen lancetvormig, spoedig afvallend.

Hoogte bloeiende plant
1,50-4,00 m.
Bloeitijd
Maart-april.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Vooral in grienden en aan rivieroevers.

Zeldzaamheid en verspreiding
Algemeen in het Fluviatiel district en de Hafdistricten, elders vrij zeldzaam. Ook aangeplant.
KFK 888.

Opmerkingen
- Bastaarden van deze soort zijn herkenbaar aan de 3 meeldraden bezittende bloemen, de langgesteelde vruchtbeginsels, en aan de afbladderende bast van de twijgen.
- De bastaard Salix xrubra Huds. - (FB. 1591) (= Salix purpurea x Salix viminalis) onderscheidt zich door ook in de jeugd zilverachtig behaarde bladen, deels vergroeide helmdraden, en de lange stijl. Meestal aangeplant; ook spontaan.
- De bastaarden Salix xsericans Tausch ex A.Kern. (FB. 5138) (= Salix caprea x Salix viminalis) en Salix xsmithiana Willd. (FB. 1595) (= Salix cinerea x Salix viminalis) onderscheiden zich door de half-niervormige steunbladen en de kortere, bredere bladen. Beide bastaarden worden aangeplant en zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden.
- De bastaard Salix xmollissima Elwert (FB. 5136) (= Salix triandra x Salix viminalis) onderscheidt zich door de in de jeugd zilverachtig behaarde bladen en de lange stijl. Aangeplant; ook spontaan.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2337

%LABEL% (%SOURCE%)