Rubus caesius L.

Dauwbraam
SL. 1089

Rubus caesius L.
Familie Rosaceae.

Diagnostische kenmerken
Stengel berijpt (met een wittig tot blauwig waslaagje), met naaldachtige, zachte stekels, kruipend, 1-3 m lang. Kelkbladen lang toegespitst. Steunblaadjes lancetvormig. Vrucht blauwachtig berijpt, de smaak iets zurig en flauw. Kroonbladen 9-13 mm lang. Blad van onderen groen, dun behaard.

Hoogte bloeiende plant
0,20-0,50 m (maar stengels tot 3,00 m lang).
Bloeitijd
Mei-augustus.
Levensvorm
Chamaefyt, Hemikryptofyt.

Standplaats
Op vochtige tot droge, meer of minder voedselrijke, vaak kalkhoudende grond op grazige plaatsen en in lichte loofbossen; veel in de duinen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen in de Duindistricten, het Fluviatiel district, het Estuariƫndistrict en het Laagveendistrict, vrij zeldzaam in het Zuidlimburgs district en het Kempens district, elders zeldzaam.
KFK 899.

Opmerking
De terugkruising met Rubus idaeoides(x) is steriel en vegetatief krachtiger dan Rubus caesius; de stekels zijn donkerpaars en de bladen van onderen groenviltig.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 567

%LABEL% (%SOURCE%)