Muizenoor
SL. 0621
Hieracium pilosella L.
Familie Asteraceae.
Diagnostische kenmerken
Omwindselbladen tot 1,5 mm breed, met lange enkelvoudige haren en klierharen in wisselende hoeveelheid, soms een dezer haarsoorten geheel ontbrekend; sterharen aanwezig. Uitlopers meestal langer en dunner met naar het eind toe kleiner wordende, ver uiteenstaande bladen. Rozetbladen van boven vaak minder dicht en meestal korter behaard. Lintbloemen bleekgeel tot geel.
Hoogte bloeiende plant
0,02-0,30 m.
Bloeitijd
Mei-juni(-herfst).
Levensvorm
Hemikryptofyt.
Standplaats
Op open plaatsen in droge tot vrij vochtige, grazige grond.
Zeldzaamheid en verspreiding
Algemeen; in het Fluviatiel ditrict, het Laagveendistrict en het Noordelijk kleidistrict hoofdzakelijk op aangevoerd zand.
KFK 998.
Opmerkingen
- Zonder gegevens over de aan- of afwezigheid
van wortelbladen tijdens de bloei of van uitlopers is een zekere determinatie van een aantal soorten vrijwel onmogelijk.
- In Subgenus Pilosella zijn de planten sexueel of facultatief apomiktisch. Bastaarden komen nogal eens voor; ook tripel- en quadrupelhybriden zijn gevonden. Alleen de in Nederland meest voorkomende hybriden zijn in de tekst vermeld.
- De bastaard Hieracium xstoloniflorum Waldst. & Kit. (FB. 1571) (= Hieracium aurantiacum x Hieracium pilosella) onderscheidt zich door de weinige, grotere, lang gesteelde hoofdjes; soms in cultuur als tuinplant en verwilderd.
- Voor bastaard met Hieracium cespitosum zie Hieracium flagellare(x).
- Voor bastaard met Hieracium praealtum zie Hieracium brachiatum(x).
- Voor bastaard met Hieracium lactucella zie Hieracium schultesii(x).
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 1645