Kruipwilg
SL. 1124
Salix repens L.
Familie Salicaceae.
Diagnostische kenmerken (zie opmerkingen in Salix.tif)
Bladen vlak of met iets omgerolde rand, kaal tot beiderzijds dicht zilverig glanzend behaard. Bladtop afgerond of stomp. Bladen 0,5-4,5 cm lang, zeer variabel van vorm, kleur en beharing. Vruchtbeginsel kaal tot behaard. Lage, tot 1 m hoge struiken, deels met kruipende twijgen.
Hoogte bloeiende plant
0,15-1,00 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.
Standplaats
Op natte tot droge zandgrond, in de duinen en in moerassen, ook in moerasbossen en schraallanden.
Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen in de Duindistricten, vrij algemeen in de Pleistocene districten en in het Laagveendistrict rond Amsterdam, vrij zeldzaam in het Estuariƫndistrict, elders zeer zeldzaam.
KFK 988.
Opmerking
Bij veel planten in de duinen zijn de bladen (ook de onderste) aan beide zijden dicht zilverig behaard. Zulke planten worden wel onderscheiden als Salix repens L. var. argentea (Sm) Ser. (syn. Salix arenaria L.)
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2343