Rhinanthus minor L.

Kleine ratelaar
SL. 1067

Rode Lijst: Gevoelig.

Rhinanthus minor L.
Familie Orobanchaceae.

Diagnostische kenmerken
Tanden van de bovenlip hoogstens 1 mm lang, wit, soms paars of blauw. Schutbladen even donkergroen als de stengelbladen, met driehoekige tanden waarvan de onderste hoogstens 3 maal zo lang als breed zijn. Bloemkroon 1-1,5 cm lang, kroonbuis recht, met open keel (onderlip afstaand).

Hoogte bloeiende plant
0,10-0,50 m.
Bloeitijd
Mei-september.
Levensvorm
Therofyt.

Standplaats
Op vochtige tot vrij droge, matig voedselrijke grond in graslanden, aan dijken, op grazige heiden, op rivierduinen en in duinvalleien.

Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij algemeen in het Waddendistrict, vrij zeldzaam in het Zuidlimburgs district, het Renodunaal district en het en Estuariƫndistrict, elders zeer zeldzaam.
KFK 876.

Opmerking
Op verscheidene plaatsen zijn tussenvormen tussen deze soort en Rhinanthus angustifolius gevonden; deze behoren mogelijk tot de hybride Rhinanthus xfallax (Wimm & Grab.) Chabert (FB. 5508) (= Rhinanthus angustifolius x Rhinanthus minor).

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):

Pagina 1070

%LABEL% (%SOURCE%)