Spartina anglica C.E.Hubb.

Engels slijkgras
SL. 1233

Spartina anglica C.E.Hubb.
Familie Poaceae.

Diagnostische kenmerken
Langste haren van het tongetje 1,8-3 mm lang. Helmknoppen (5-)10(-13) mm lang. Aartjes (15-)17-21(-26) mm lang. Bloeiwijze met (2-)4-8(-12) aarvormige deelbloeiwijzen, tot 25 cm lang. Plant met lange kruipende wortelstokken en stijve rechtopstaande stengels. Bladen 4-15 mm breed, stijf, grijsgroen, in een harde fijne punt eindigend.

Hoogte bloeiende plant
0,20-1,30(-1,75) m.
Bloeitijd
Juli-herfst.
Levensvorm
Hemikryptofyt.

Standplaats
Op slikken, schorren en kwelders.

Zeldzaamheid en verspreiding
Plaatselijk algemeen in het Maritiem district en het Waddendistrict, vrij zeldzaam in het Estuariëndistrict en het Renodunaal district.
Vaak aangeplant.
KFK 666.

Opmerkingen
Omstreeks 1890 voor de kust van Engeland (Southampton) ontstaan als amphidiploide bastaard van de Noordamerikaanse soort Spartina alterniflora Loisel. en Spartina maritima; heeft zich sindsdien, mede door aanplant als slibbinder, sterk uitgebreid.

Soms vindt men samen met deze de grotendeels steriele bastaard Spartina xtownsendii H.Groves & J.Groves (FB. 1430) (= Spartina anglica x Spartina maritima); mogelijk eveneens aangeplant als slibbinder, en/of uit Spartina anglica ontstaan.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):

Pagina 1920: Spartina - Slijkgras
Pagina 2037

%LABEL% (%SOURCE%)