Molinia caerulea (L.) Moench

Pijpenstrootje
SL. 0832

Molinia caerulea (L.) Moench
Familie Poaceae.

Diagnostische kenmerken
Plant grote dichte pollen vormend. Stengels rechtopstaand, bij de voet met 1 knoop, het onderste stengellid ca. 5 cm lang en vaak naar de voet verdikt. Bladen 3-10 mm breed, verspreid behaard tot kaal. Bloeiwijze aan lange alleen aan de voet bebladerde stengels, 5-40 cm lang en met bijna rechtopstaande zijtakken, zelden langer en met bijna recht afstaande zijtakken. Aartjes 4-9 mm lang, meestal leikleurig blauw of iets paars, soms bleekgroen. Kelkkafjes ongelijk, 1-nervig of het bovenste 1-3-nervig. Lemma van de onderste bloem 3-6 mm lang.

Hoogte bloeiende plant
0,30-1,20 m.
Bloeitijd
Juli-september.
Levensvorm
Hemikryptofyt.

Standplaats
Op natte tot vochtige, zure grond in heidevelden, langs vennen, in schraallanden, bossen, hoog- en laagveenmoerassen en duinvalleien.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen in de Pleistocene districten en het Waddendistricten plaatselijk in het Zuidlimburgs district, Laagveendistrict en Renodunaal district.
KFK 999.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 1904
Pagina 1908
Pagina 2032

%LABEL% (%SOURCE%)