Wilde gagel
SL. 0849
Rode Lijst: Gevoelig.
Myrica gale L.
Familie Myricaceae.
Diagnostische kenmerken
Schubben van de vrouwelijjke bloemen blijvend, met de vruchten vergroeid. Vruchten afgeplat, 3-toppig, zonder witte waslaag. Bladen omgekeerd eirond-lancetvormig, aan de top getand, 2,5-4(-6) cm lang, aan de onderzijde met harspunten, aromatisch riekend, 's winters afvallend. Katjes voor de bladen verschijnend. aan twijgen die daarna niet doorgroeien.
Hoogte bloeiende plant
0,60-1,50 m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.
Standplaats
Op natte, zure venige grond in heiden, langs moerasbossen, in laagveenmoerassen, ook in de duinen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij algemeen in de Pleistocene districten en het Laagveendistrict; zeldzaam in het Waddendistrict; zeer zeldzaam in het Renodunaal district, het Noordelijk kleidistrict en Fluviatiel district.
KFK 877.
Opmerking
Meestal dragen de struiken hetzij mannelijke, hetzij vrouwelijke katjes. Soms dragen takken zowel mannelijke als vrouwelijke katjes terwijl zelden zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen in één katje voorkomen. Opmerkelijk is voorts dat struiken het ene jaar mannelijke, het andere jaar vrouwelijke katjes kunnen vertonen (en omgekeerd).
Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2354: Myricaceae - Gagelfamilie