Salix aurita L.

Geoorde wilg
SL. 1117

Salix aurita L.
Familie Salicaceae.

Diagnostische kenmerken (zie opmerkingen in Salix.tif)
Takken en knopschubben spoedig kaal wordend. Bladen omgekeerd eirond tot ruitvormig, (1-)2-3 cm lang, zelden langer, van boven kaal wordend, dofgroen, rimpelig, van onderen grijs-wollig behaard, grijsgroen, met korte, teruggekromde top en met 6-10 nerven aan weerszijden. Steunbladen half hart- tot niervormig, groot, blijvend.

Hoogte bloeiende plant
0,60-2,00(-3,00) m.
Bloeitijd
April-mei.
Levensvorm
Fanerofyt.

Standplaats
Op natte, zure tot zwak zure grond in struikgewas en op veendijken; ook in hoogveen.

Zeldzaamheid en verspreiding
Zeer algemeen in de Pleistocene districten en plaatselijk in het Waddendistrict, elders zeldzaam.
KFK 999.

Opmerking
De bastaard Salix xmultinervis Döll (FB. 1593) (Salix aurita x Salix cinerea) is vaak moeilijk van beide oudersoorten onderscheidbaar.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2334
Pagina 2343

%LABEL% (%SOURCE%)