Geelgroene zegge
SL. 0220
Carex oederi subsp. oedocarpa (Andersson) Lange
Familie Cyperaceae.
Diagnostische kenmerken (zie ook opmerkingen bij Geslacht Carex)
Urntjes 3-4 mm lang. Onderste vrouwelijke aar gewoonlijk in of onder het midden van de stengel bevestigd. Schede van het onderste schutblad aan de voorzijde met een kort, vliezig aanhangsel. Zijdelingse stengels min of meer opstijgend. Bladen vlak of iets gootvormig, 2-3(-5) mm breed. Mannelijke aar meestal duidelijk gesteeld (steel 1-2 cm), zelden zittend. Vrouwelijke aren tot 13 mm lang, 6-8 mm breed.
Hoogte bloeiende plant
0,10-0,30(-0,40) m.
Bloeitijd
Mei-juli(-herfst).
Levensvorm
Hemikryptofyt.
Standplaats
Op open, zoete tot brake, natte, matig voedselrijke grond in graslanden, aan greppels, op kapvlakten; soms in binnenduingrasland.
Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij zeldzaam in de Pleistocene en de Duindistrictenen langs de kusten van het Estuariƫndistrict; zeldzaam in het Laagveendistrict, elders zeer zeldzaam.
KFK 777.
Deze ondersoort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2113: Ondersoorten C. oederi