Carex nigra (L.) Reichard

Zwarte zegge
SL. 0244

Carex nigra (L.) Reichard
Familie Cyperaceae.

Diagnostische kenmerken (zie ook opmerkingen bij Geslacht Carex)
Bladen 1-3(-5) mm breed, grijsgroen, bij het drogen met naar boven omrollende randen (alleen aan de bovenzijde met huidmondjes; sterke loep!; zie opmerking). Onderste bladscheden niet of nauwelijks rafelend, bruin of roodbruin, korter of langer dan de bloeiwijze. Mannelijke aar 1 of meteen tweede kleinere aar aan de voet. Vrouwelijke aren 1-3(of 4), 1-3(-5) cm lang. Urntjes 2-3,5 mm lang, groen, aan de top bruin tot zwart aangelopen, vaak in 6 duidelijke rijen geplaatst.

Hoogte bloeiende plant
0,05-0,70 m.
Bloeitijd
April-juni.
Levensvorm
Hemikryptofyt, Helofyt.

Standplaats
In natte graslanden en heiden, in veenmoerassen, in duinvalleien, soms op droge zandgrond.

Zeldzaamheid en verspreiding
Algemeen in de Pleistocene districten, de Duindistricten en het Laagveendistrict; vrij zeldzaam in het Fluviatiel district; elders zeldzaam.
KFK 898.

Opmerkingen
- Met een sterke loep zijn de huidmondjes bij vers materiaal zichtbaar als rijen witte puntjes. Bij Carex nigra bevinden die zich vrijwel uitsluitend aan de bovenzijde, bij Carex acuta en Carex trinervis vrijwel alleen aan de onderzijde van het blad.

- De bastaarden Carex xtimmiana P.Junge (FB. 1561) (= Carex nigra x Carex trinervis) en Carex xelytroides Fr. (FB. 1556) (= Carex acuta x Carex nigra) zijn intermediair tussen de ouders en verminderd fertiel. Bij deze bevinden zich zowel aan de boven- als aan de onderzijde van het blad huidmondjes (bij Carex trinervis en Carex acuta alleen aan de onderzijde; slechts bij vers materiaal met een sterke loep zichtbaar). Niet zeldzaam.

Deze soort wordt in de Sleutel uitgesleuteld op de volgende pagina('s):
Pagina 2097
Pagina 2099

%LABEL% (%SOURCE%)